(Brussel) – België heeft het afgelopen jaar een reeks problematische terrorismebestrijdingswetten aangenomen, schrijft Human Rights Watch in een rapport dat vandaag is vrijgegeven. Ook gaat de politie hardhandig te werk tijdens interventies. De gruwelijke aanslagen in Parijs (13 november 2015) en in Brussel (22 maart 2016) waren de dodelijkste die beide landen in decennia hebben gekend. In beide gevallen bleken de daders banden met België te hebben.
Het 68 pagina’s tellende rapport, ‘Reden tot Bezorgdheid: De Belgische Terrorismebestrijdingsmaatregelen na de Aanslagen in Parijs en Brussel’, gaat dieper in op een aantal nieuwe maatregelen. Die maken het mogelijk om aan terrorisme gerelateerde gedetineerden in langdurige eenzame opsluiting te plaatsen, en stellen de overheid in staat om paspoorten op te schorsen en de oproeplijsten en het mailverkeer van terrorismeverdachten uit te pluizen zonder gerechtelijke toestemming.
Op basis van andere wetten kan de Belgische nationaliteit worden ingetrokken en kunnen uitlatingen die grenzen aan het aanzetten tot terrorisme aanleiding geven tot vervolging. Het rapport gaat ook in op gemelde gevallen van politiegeweld tijdens invallen en aanhoudingen in het kader van de terrorismebestrijding.
“België heeft zich het voorbije jaar veel inspanningen getroost om nieuwe aanslagen te voorkomen, maar de nieuwe legislatieve en beleidsmaatregelen worden ondermijnd door hun al te ruime en soms onvoorzichtige insteek”, aldus Letta Tayler, senior terrorism researcher bij Human Rights Watch en auteur van het rapport. “We delen de woede en het verdriet in België en Frankrijk en willen dat de verantwoordelijken worden berecht. Maar het hardhandige politieoptreden tijdens invallen in woningen kan leiden tot een vervreemding van juist die gemeenschappen die de dreiging mee het hoofd kunnen bieden.”
Medewerkers van Human Rights Watch zijn drie keer naar België afgereisd. Daarbij hebben ze interviews afgenomen van 23 mensen die melding maakten van fysiek of verbaal geweld. Verder bevroegen ze 10 familieleden of advocaten die mensen vertegenwoordigden die beweerden het slachtoffer te zijn geworden van misbruik door de politie, patrouillerende militairen of gevangenispersoneel. Human Rights Watch heeft ook gesproken met meer dan 30 nationale en lokale mensenrechtenactivisten, overheidsambtenaren en wetgevers, in België gevestigde veiligheidsexperts, politieagenten en journalisten. Ten slotte heeft Human Rights Watch 30 nieuwe of voorgestelde wetten en besluiten onder de loep genomen en tientallen mediaclips en posts op sociale media doorgelicht.
In een schriftelijke verklaring aan Human Rights Watch benadrukte de Belgische federale regering dat ze “vastbesloten” is de mensenrechten “te beschermen” in de aanpak van het terrorisme. België onderzoekt “een aantal incidenten” waarbij politieagenten zich in de nasleep van de aanslagen schuldig zouden hebben gemaakt aan “verbaal of fysiek geweld”, maar “dit zijn geïsoleerde incidenten die in geen geval het gevolg zijn van een bewust beleid”, luidde het in de verklaring.
Bij de gecoördineerde aanslagen in Parijs, op onder meer een sportstadion en een theaterzaal, kwamen 130 mensen om het leven. De aanslagen op Brussels Airport en een metrostation eisten 32 dodelijke slachtoffers. De extremistische gewapende groep Islamitische Staat, kortweg IS, eiste de verantwoordelijkheid op voor beide reeksen aanslagen, waarbij ook honderden gewonden vielen.
Human Rights Watch is er zich van bewust dat bijzondere maatregelen noodzakelijk kunnen zijn om gewelddadige radicalisering in de gevangenissen tegen te gaan. Toch mag dat soort maatregelen niet disproportioneel zijn en moeten ze gepaard gaan met een degelijke rechterlijke toetsing. De langdurige eenzame opsluiting is een wrede, onmenselijke en vernederende behandeling, die kan neerkomen op foltering.
Een andere wet maakt het afreizen uit België “met terroristische bedoelingen” strafbaar. Dat is een vaag begrip dat kan leiden tot een inperking van de vrijheid om te reizen, zonder bewijs dat de betrokken personen van plan zijn extremistische gewapende acties te ondernemen of te steunen. De overheid heeft ook de mogelijkheid om, voor een periode van zes maanden, paspoorten en nationale identiteitskaarten op te schorten of in te trekken van mensen die ervan worden verdacht terroristische bedoelingen te hebben. Op basis van die maatregel, die de belangrijke dekking van de voorafgaande rechterlijke toetsing mist, heeft de Belgische overheid tot nog toe bijna 250 paspoorten geschorst.
Een verstrekkende wet uit 2016 verplicht de telecombedrijven ertoe de telefoonnummers en e-mailadressen van hun klanten een jaar lang bij te houden. Die moeten ze op verzoek en zonder voorafgaande rechterlijke toetsing ter beschikking stellen van de overheid in het kader van terrorismeonderzoeken, ondanks een mogelijke schending van de privacy.
Een andere maatregel uit 2016 voorziet in celstraffen van 5 tot 10 jaar voor de verspreiding van boodschappen die onrechtstreeks aanzetten tot een terroristische daad, ongeacht of die boodschap effectief leidt tot het risico dat er een terroristische daad zal worden gepleegd. Een wet uit 2015 laat toe de Belgische nationaliteit af te nemen van mensen met een dubbele nationaliteit die zijn veroordeeld voor terroristische misdrijven. Dat kan leiden tot de perceptie dat er een klasse van ‘tweederangsburgers’ wordt gecreëerd op basis van afkomst en etniciteit.
Sinds januari 2015 zet de Belgische overheid in de grote steden honderden militairen in om de politie te ondersteunen. Sinds de aanslagen in Parijs zijn daar 1.800 soldaten bij betrokken. Die troepeninzet kan best gerechtvaardigd en proportioneel zijn. Niettemin is een langdurige inzet van het leger in een civiele politiecontext onwenselijk.
De federale regering beweert dat minstens 450 Belgen zich hebben aangesloten bij groepen als IS, of dat op z’n minst hebben geprobeerd. Dat is meteen het hoogste aantal, per hoofd van de bevolking, van heel West-Europa.
In het jaar na de aanslagen in Parijs heeft de Belgische politie in het kader van de terrorismebestrijding honderden huiszoekingen verricht, aldus het Openbaar Ministerie, dat geen exacte cijfers kon meedelen. Evenmin kon de Belgische overheid zeggen hoeveel klachten er zijn ingediend met betrekking tot geweld en ander wangedrag tijdens terrorismebestrijdingsacties.
Sinds de aanslag op het Joods Museum in Brussel, in mei 2014, zijn in België 43 verdachten veroordeeld en 72 anderen in beschuldiging gesteld wegens aan terrorisme gerelateerde delicten, aldus het Ministerie van Justitie tegenover Human Rights Watch. Verder wou het Ministerie geen gegevens kwijt omtrent de aanklachten en veroordelingen na de aanslagen in Parijs.
De Belgische overheid zou de terrorismebestrijdingswetten en –praktijken moeten opvolgen en amenderen om te vermijden dat ze de fundamentele rechten uithollen. Daarnaast hoort er ook een nultolerantiebeleid te komen voor wangedrag door de politie, aldus Human Rights Watch.
“Overheden hebben de plicht om mensen te beschermen tegen aanslagen en om de daders ter verantwoording te roepen”, aldus Tayler. “Maar disproportionele maatregelen hollen de rechtsstaat uit, ze voeden het wantrouwen van de moslimgemeenschappen tegenover de overheid, en ze verdelen de samenleving juist wanneer die zich zou moeten verenigen om groepen als IS te bestrijden.”