Nederland moet het ‘integratie-examen’ in het buitenland afschaffen. Het examen is op discriminerende manier gericht op gezinsherenigers van bepaalde nationaliteiten, terwijl inwoners van andere, ‘westerse’ landen het examen niet hoeven af te leggen. Dit stelt Human Rights Watch in een rapport dat ze vandaag presenteert. Mensen van Marokkaanse en Turkse origine – twee van de drie grootste migrantengemeenschappen in Nederland – zijn bijzonder getroffen.
In het 44 pagina’s tellende rapport, Discrimination in the Name of Integration, Migrants’ Rights Under the Integration Abroad Act (‘Discriminatie in de naam van integratie, migrantenrechten onder de Wet inburgering in het buitenland’), analyseert Human Rights Watch het Inburgeringsexamen Buitenland in het licht van de Nederlandse internationale verplichtingen in het kader van de mensenrechten. Human Rights Watch constateerde dat mensen van Marokkaanse en Turkse afkomst speciaal worden getroffen, terwijl inwoners van ‘westerse’ landen als Canada, Australië en Japan uitgezonderd zijn.
“Het Inburgeringsexamen Buitenland discrimineert, omdat het expliciet alleen van toepassing is op verwanten uit overwegend ‘niet-westerse landen’”, zegt Holly Cartner, directeur Europa en Centraal-Azië van Human Rights Watch. “Deze maatregelen houden gezinnen gescheiden en lijken erop gericht te zijn bepaalde soorten mensen uit Nederland te weren.”
In de afgelopen jaren heeft Nederland een aantal maatregelen ingevoerd met de nadrukkelijke bedoeling migranten beter te integreren. Naast het examen dat migranten in Nederland wordt afgenomen, is er ook het integratie-examen in het kader van de Wet inburgering in het buitenland. Die wet is sinds maart 2006 van kracht en vereist van gezinsherenigers dat zij een examen in het land van herkomst afleggen, voordat ze zich bij echtgenoten of gezinsleden in Nederland kunnen voegen.
Tijdens het examen moeten aanstaande gezinsherenigers laten zien basiskennis van het Nederlands en de Nederlandse samenleving te bezitten, voordat ze het land binnenkomen. Het examen wordt per telefoon in het Nederlands afgenomen, terwijl de kandidaat achter een computer in de Nederlandse ambassade of een consulaat in het land van herkomst zit. Als de kandidaat niet slaagt, moet hij nogmaals het examen doen, en bij iedere poging weer het examentarief van € 350 betalen. Onlangs heeft de regering besloten het examen zwaarder te maken door het benodigde cijfer te verhogen.
Het examen en de financiële verplichtingen hebben vooral effect op potentiële gezinsherenigers uit twee van de drie grootste ‘niet-westerse’ migrantengemeenschappen in Nederland: Marokkanen en Turken. Het aantal aanvragen voor gezinshereniging en -vorming is sterk gedaald sinds de invoering van het examen, en het aantal aanvragen uit Turkije en Marokko is in het bijzonder teruggelopen.
Inwoners van de Europese Unie (EU), de Europese Economische Ruimte (EER), Zwitserland, Australië, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, Zuid-Korea en de Verenigde Staten hoeven het examen niet af te leggen.
“Dit is een signaal dat bepaalde groepen niet welkom zijn”, zegt Cartner. “En het kan ertoe leiden dat deze gemeenschappen eerder vervreemden van dan integreren in de Nederlandse samenleving.”
De internationale wetgeving op het gebied van de mensenrechten verbiedt niet dat staten onderscheid maken tussen degenen die wel of niet inwoner zijn in hun immigratiebeleid. Staten mogen echter, zelfs in dit geval, niet discrimineren op basis van nationaliteit of etniciteit (behalve wat betreft EU-inwoners, waarvoor een specifieke uitzondering bestaat). Alleen op basis van zeer dwingende redenen zou de duidelijk verschillende behandeling van diverse nationaliteiten bij de toepassing van het Nederlandse examen gerechtvaardigd zijn.
Het rapport concludeert dat het legitieme doel, een betere integratie van alle migranten, niet bereikt kan worden met een examen dat alleen door sommige gezinsherenigers moet worden afgelegd, en waarvan anderen uitgezonderd zijn op basis van hun nationaliteit. Een algemene uitzondering voor personen uit een aantal landen is in tegenspraak met de doelstelling van de Wet inburgering in het buitenland, namelijk dat alle migranten een minimumniveau van integratie hebben bereikt voordat ze in Nederland arriveren, en dat het examen de verdere integratie bevordert na aankomst. Het rapport laat zien dat niet voldoende is aangetoond waarom voor inwoners van sommige landen het integratieprogramma in Nederland zelf voldoende is, en er voor hen geen examen in het buitenland nodig is.
Het voornaamste argument voor dit onderscheid is dat de landen waarvoor het examen niet geldt, veel op Nederland lijken wat betreft hun sociaal-economische en politieke ontwikkeling. De regering stelt dat de uitzondering voor westerse landen niet zal leiden tot ongewenste immigratie en problemen met de integratie in de Nederlandse maatschappij. Dit lijkt erop te wijzen dat een hoofdreden voor de wetgeving het terugbrengen van de immigratie was, in het bijzonder uit bepaalde landen, en niet het bereiken van integratie.
“Het is niet duidelijk aangetoond dat het ontwikkelingsniveau van een land een betrouwbare indicator is voor het vermogen of de bereidheid van een potentiële immigrant om te integreren”, zegt Cartner.
Het examen en de financiële last daarvan, die gezinshereniging beperkt, ondermijnen het recht op gezinsleven en de verplichting van Nederland om al zijn inwoners het recht te geven te trouwen en een gezin te stichten.
Er is een toenemende neiging bij andere EU-lidstaten om het voorbeeld van Nederland te volgen wat betreft verplichte integratiemaatregelen in het land van herkomst.
“Nederland is een voorbeeld voor andere EU-staten op het gebied van integratie”, zegt Cartner. “Het ontwikkelen van een effectieve benadering voor integratie, die niet discrimineert op basis van nationaliteit en die volledig in overeenstemming is met de internationale mensenrechtenwetgeving, zou ook dienen als een positief voorbeeld voor andere Europese landen.”