(Amsterdam, 14 september 2010) - In een vandaag gepubliceerd rapport, stelt Human Rights Watch dat zowel de regering van de Democratische Republiek Congo als de VN-vredesmissie in Congo meer nadruk zouden moeten leggen op de bescherming van de bijna twee miljoen mensen die huis en haard hebben moeten verlaten in het door conflicten verscheurde oostelijk deel van dat land. Het VN-Vluchtelingenbureau en internationale donoren moeten ervoor zorgen dat hulpprogramma's niet worden gebruikt om hen te dwingen naar huis terug te keren voordat ze zeker weten dat het veilig is, aldus Human Rights Watch.
Het 88 pagina's tellende rapport getiteld Always on the Run: The Vicious Cycle of Displacement in Eastern Congo beschrijft het geweld tegen ontheemden door alle strijdende partijen, in alle fases van hun vlucht: bij de aanvallen waardoor ze uit hun huizen worden verdreven, nadat ze zijn gevlucht en in de bossen, bij gastgezinnen, of in kampen verblijven, en zelfs nadat zij of de autoriteiten hebben besloten dat het tijd is om terug te keren. Het rapport is gebaseerd op interviews met 146 gevluchte mensen in Oost-Congo, evenals overheidsmedewerkers, humanitaire hulpverleners en journalisten.
"Ondanks de stabilisatie- en reconstructiewerkzaamheden van de overheid in Oost-Congo, loopt de bevolking nog steeds gevaar door het voortdurende geweld", aldus Gerry Simpson, senior vluchtelingenonderzoeker bij Human Rights Watch en auteur van het verslag. "De interne ontheemden behoren tot de kwetsbaarste mensen in de regio en zij hebben dringend behoefte aan bescherming en hulp."
Het rapport beschrijft hoe verschillende gewapende groeperingen en het Congolese leger honderdduizenden mensen in Noord- en Zuid-Kivu, de meest instabiele provincies van Oost-Congo, vaak meerdere malen en jarenlang op de vlucht hebben doen slaan. Strijders hebben burgers uit hun huizen en van hun grond verdreven, hun bezittingen geplunderd en hen gestraft voor vermeende samenwerking met vijandige groepen. Deze binnenlandse ontheemden (IDP's) zijn gevlucht voor moord, verkrachting, verbranding, plundering en dwangarbeid.
Volgens schattingen van de VN heeft het conflict meer dan 1,8 miljoen ontheemde burgers opgeleverd, de op drie na grootste binnenlandse ontheemding ter wereld, waarvan 1,4 miljoen in Noord- en Zuid-Kivu, aan de grens met Rwanda. De situatie is nog steeds onstabiel. Hoewel de VN schatten dat zo'n 1 miljoen ontheemden in 2009 naar huis zijn teruggegaan, werden meer dan 1,2 miljoen mensen gedwongen hun huis te verlaten tijdens drie opeenvolgende militaire operaties die begonnen in januari 2009. In de eerste drie maanden van 2010 hebben meer dan 115 000 mensen huis en haard verlaten als gevolg van voortdurende militaire operaties en gevaarlijke situaties in de Kivu-provincies.
De vicieuze cirkel van ontheemding
Na het achterlaten van bezittingen, huis, land en inkomstenbron vluchten grote aantallen burgers eerst naar de bossen nabij hun dorpen, in de hoop dichtbij hun grond en eigendommen te blijven. Velen worden daar opnieuw blootgesteld aan geweld, waaronder aanvallen van gewapende groepen, verkrachting en diefstal, of ze worden door gebrek aan onderdak en honger gedwongen elders een verblijfplaats en hulp te zoeken.
Meer dan 80% van de binnenlandse ontheemden van Oost-Congo bereikt relatieve veiligheid door te leven bij ‘gastgezinnen', die zelf al moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen. Deze ontheemden lijden onder economische problemen, honger en ziektes en verreweg de meesten hebben weinig tot geen toegang tot gezondheidszorg en onderwijs. Na verloop van tijd worden de ontheemden een te grote last voor de gastgezinnen, met als gevolg dat ze opnieuw moeten verhuizen.
Hoewel velen zeggen dat zij liever overleven door landbouw te bedrijven, betekent hun beperkte of gebrek aan toegang tot landbouwgrond dat velen afhankelijk zijn van humanitaire instellingen. Vanwege logistieke of veiligheidsredenen zijn deze instellingen vaak niet in staat deze mensen te bereiken op de plekken waarnaar zij zijn gevlucht.
"Keer op keer hebben radeloze ouders die hun kinderen niet konden voeden gezegd dat ze door gebrek aan hulp geen andere keus hadden dan hun leven te wagen en terug te keren naar zeer gevaarlijke plekken", aldus Simpson. "Ze hebben hulp nodig om tegen de honger te vechten en om te voorkomen dat ze in de armen van gewapende groepen belanden."
De terugkeerkwestie
Hoewel de militaire operaties dit jaar zijn voortgezet, hebben Congolese overheidsfunctionarissen diverse keren gesteld dat de veiligheidssituatie in Oost-Congo flink is verbeterd en dat de regering graag wil dat de ontheemden terugkeren.
Het rapport beschrijft de obstakels waar ontheemden tegenaan lopen bij de terugkeer naar huis: een algemeen gebrek aan veiligheid in dorpen die verder van grote wegen afliggen, geweld en bedreigingen door strijders van alle bij het conflict betrokken partijen, beschuldigingen van samenzwering met vijandige groepen, plundering van oogsten, afpersing door ongedisciplineerde strijders en geschillen over landeigendom, landbezetting en verwoesting van eigendommen.
Het rapport beschrijft tevens hoe de autoriteiten politieke overwegingen soms zwaarder hebben laten wegen dan de behoeftes van de ontheemden en hen hebben aangemoedigd hun kampen tegen hun wil te verlaten. Zo hebben de Congolese autoriteiten in september 2009 bijvoorbeeld 60 000 mensen in VN-kampen in en rond Goma gedwongen naar hun huizen terug te keren.
Terwijl de kampen werden gesloten, hebben politie en bandieten deze overvallen geplunderd en degenen die niet snel genoeg hun spullen pakten en vertrokken aangevallen. Diverse ontheemden hebben Human Rights Watch verteld dat ze niet eens geprobeerd hebben naar huis te gaan, omdat ze wisten dat het nog steeds niet veilig was. Anderen die het wel probeerden werden door gewapende groepen gedwongen zich te verspreiden. Noch de overheid, noch VN-organen hebben goed in de gaten gehouden wat er met die 60 000 mensen is gebeurd.
"VN-organen en donoren moeten voldoende middelen beschikbaar stellen voor humanitaire noodhulp", aldus Simpson. "De ontheemden moet het gevoel worden gegeven slechts op vrijwillige basis en onder waardige omstandigheden terug te keren en alleen als het veilig is."
De noodzaak van bescherming
De Congolese autoriteiten hebben een slechte reputatie op het gebied van goede bescherming van ontheemden en andere burgers. Congolese legereenheden gebruiken vaak geweld tegen de mensen die ze juist moeten beschermen, aldus Human Rights Watch. De Congolese autoriteiten vertrouwen op bijna 20 000 VN-vredeshandhavers (de Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo, MONUSCO) om de voortdurend onder bedreiging van lichamelijk geweld levende burgerbevolking te helpen beschermen en binnenlandse ontheemden die terug willen keren te helpen.
Volgens Human Rights Watch heeft de VN-missie diverse innovatieve methodes ontwikkeld om de burgerbescherming te verbeteren, waaronder een burgerbeschermingsstrategie en gezamenlijke beschermingsteams, die proberen te anticiperen en te reageren op wat de burgerbescherming nodig heeft. Deze initiatieven hebben enkele positieve gevolgen gehad, maar de vredeshandhavers zijn verspreid over een uitgestrekt en moeilijk begaanbaar terrein, met uitgeputte middelen, waardoor de mogelijkheden om burgers te beschermen zijn beperkt. Als gevolg daarvan is het probleem van de bescherming van de burgerbevolking in Oost-Congo nog steeds enorm groot.
Het beschermen van burgers, met inbegrip van ontheemden, dient een van de belangrijkste overwegingen te blijven van de overheid bij de ontwikkeling van postconflict stabilisatie- en reconstructiebeleidsmaatregelen, aldus Human Rights Watch.
"De wederopbouw van Oost-Congo mag niet ten koste gaan van de meest kwetsbare burgers", vindt Simpson. "De VN en donorlanden moeten ervoor zorgen dat hun rechten op leven en waardigheid centraal blijven staan bij alle wederopbouwmaatregelen."